zaterdag 12 januari 2019

Bovenleiding, deel 2

"O, dat is zo klein, dat zie je toch niet...."
 
Dat kreeg ik ergens als antwoord op een vraag naar de in mijn ogen wat gebrekkige afwerking van bovenleidingportalen. Nou, ik zag het wel. Daarom probeer ik zo netjes mogelijk te werken. Het kost wat tijd maar het fijne werk geeft veel voldoening.

 
 
En toen was er verlichting op de bovenleiding.
 
Het was mijn bedoeling om in de donkere dagen rond de kerst verlichting op de bovenleiding gereed te hebben, maar dat liep anders. Ik moest wachten op onderdelen. Deze kwamen afgelopen week binnen en nu staan de eerste portalen met aangesloten verlichting op de modelbaan.
 
Aan elk portaal moet nog veel gedaan worden. Daarvoor blijven de portalen voorlopig  afneembaar. Ik heb een eenvoudige houten standaard gemaakt waarin ik elk portaal kan plaatsen. Dat werkt wel zo handig.

 
 
Een eenvoudige standaard voor het werken aan de portalen. Klosjes van 98 mm houden de ligger op de goede hoogte als deze nog niet aan de masten vast zit.

 
De "Gleisfeldleuchten" (Brawa 5531) worden gesoldeerd.
Dit armatuur is wat te groot maar ik heb geen alternatief voor 1990.

 
De bevestigingspunten voor de hangers van de draagkabels worden eerst alleen geklemd. Zo kan de hanger nog verschoven worden.
 

Overtollig soldeer wordt weggeslepen en de kabels van de verlichting worden strak door de liggers en langs de profielen bevestigd.
 
 
De masten worden voorzien van imitatie mastvoeten.
De bestelde messing voetjes van Swiss Model rail waren te vlak. Ik heb ze voorzien van imitatie bouten uit 0,5 mm messing draad.

 
Het verschil tussen het originele voetje rechts en het aangepaste voetje links.

In werkelijkheid hadden de bovenleidingmasten in Filisur in 1990 verschillende types stalen mastvoeten of stond de mast als vanouds direct in de betonvoet. Ik vind de mastvoetjes zoals hier getoond mooi en ga ze op de meeste masten aanbrengen.
 
 
Bevestigingsbeugels van Sommerfeldt (links) en van Swiss Model Rail. Die van Swiss Model Rail zijn bijzonder fijn. Voor de bevestiging van draden onder spanning heb ik echter meer vertrouwen in de wat robuustere "Mastschellen" van Sommerfeldt. Deze zijn ook makkelijker te solderen.
 

 
Het plan 

Het ontwerpen van bovenleiding is ingewikkelder dan bij een sporenplan. De bovenleiding boven een spoor bestaat uit een rijdraad aan een draagkabel. Elke rijdraad loopt tussen twee vaste punten waarvan ten minste één punt is voorzien van een afspaninrichting. De rijdraad kent geen bogen of wissels. Bij elke wissel komt een tweede rijdraad in beeld. Een boog betekent rechte stukken tussen bevestigingspunten aan masten of portalen.
Ik baseer mijn sporenplan en dus ook de bovenleiding op het station Filisur uit 1990. Ik heb het sporenplan aangepast aan mijn beperkte ruimte. Ik kan daardoor ook de bovenleiding niet rechtstreeks overnemen van het voorbeeld. Dat zou toch moeilijk worden. Op de oude voorbeeldfoto's zijn alle draden en bevestigingen niet goed te onderscheiden, maar ik kan de werkelijkheid uit 1990 toch redelijk benaderen.

De rijdraden worden pas in de allerlaatste bouwfase op mijn modelbaan aangebracht. Daar gaan nog jaren overheen. Maar bij het aanbrengen van alle onderdelen op de portalen moet de plek van de rijdraden wel bekend zijn.

Ik gebruik het tekenprogramma AnyRail voor het baanontwerp. Ook het ontwerpen van de bovenleiding gaat hiermee bijzonder gemakkelijk. Boven de rails worden de rijdraden getekend:

Tekeningen aanklikken voor een leesbaar beeld.

 
De rijdraden zijn in rood getekend boven de rails.
 

Zonder de rails in beeld is de loop van de rijdraden beter zichtbaar.
Een rode driehoek geeft een afspaninrichting aan.
 
De portalen en de mastnummers zijn overgenomen van het originele RhB plan van Filisur. Ondanks mijn ingekorte sporenplan blijven wel alle portalen noodzakelijk.
Opvallend is dat de portalen 52-53 en 54-55 ver uit elkaar staan. In werkelijkheid was die afstand nog groter. Met het inkorten van het sporenplan komen de overige portalen nog dichter bij elkaar.
De masten met de nummers 44, 48, 51 en 56 zijn lossen masten die nodig zijn voor het afspannen van rijdraden:

De in de tekst besproken twee afzonderlijke rijdraden.
 
Te zien is dat de masten 44, 51 en 56 de rood ingetekende rijdraad vasthouden op die punten waar deze bij wissels moet afbuigen. Indien het wissel onder een portaal ligt is een extra mast niet nodig. Die afbuigpunten bepalen in grote mate de plek van de meeste portalen! Maar andersom heb ik het wissel in het 5e spoor meer naar rechts gelegd, onder portaal 49-50. De rijdraad moet daardoor wel naar mast 52 doorgeleid worden en niet zoals in werkelijkheid naar mast 49. Ik had dan ook de wisselverbinding beter naar links kunnen verschuiven met het wissel in het 4e spoor onder portaal 45-46. Bij het inkorten van het sporenplan werd helaas niet alles gezien...…. 
 
De op tekening groene rijdraad is een verhaal apart. Na het wissel voor het portaal 49-50 is deze rijdraad niet meer nodig en kan naar een vast punt geleid worden. In werkelijkheid liep een rijdraad vanaf deze wissel wel door over een door mij weggelaten wisselverbinding. Zo komt die kruiswisselverbinding toch nog in beeld. Het vaste punt 54 met afspaninrichting blijft hiermee, zoals in werkelijkheid, wel nodig!
 
Scheidingen in de bovenleiding tussen stroomsecties staan nog niet op de tekening. Voor zover mij bekend bestond het gehele emplacement uit één sectie. Gedeeltes van spoor 1 en gedeeltes voor en in de locloods waren uit te schakelen. Daarvoor komen later aan de masten scheidingsschakelaars en in de kabels isolatoren.
 
In een volgend bericht meer.
 
Tot dan, Jan

 

1 opmerking:

  1. Eindelijk wat licht op je baan! Wat een details Jan. Alles weer goed voorbereid lees ik zo. Ik heb weer een hoop geleerd.

    BeantwoordenVerwijderen